1944-1956: Georges Demedts en Marc Depoortere
Puin ruimen na WO2
Het Stadstooneel speelde met De Komedie van het Varken op 15 augustus 1943 zijn laatste voorstelling. Toen werd het in Ronse te onrustig om nog op een veilige manier in het openbaar op een scène te gaan staan.
Op 3 september 1944 werd Ronse bevrijd door de Engelsen en ging oorlogsburgemeester Leo Vindevogel, broer van VTV-voorzitter Alfred, zich aangeven bij de rijkswacht. In de Christen Volksbond, Leo Vindevogels thuishaven én die van Theater VTV, bleef men vertwijfeld en verweesd achter. Volksbond-voorzitter Octaaf Goebeert, drukker van het weekblad ’t Volk van Ronse, werd opgepakt en aangeklaagd wegens collaboratie met de Duitse bezetter. Veel leden van de Volksbond kwamen in meerdere of mindere mate in aanraking met het Belgische gerecht. De blijvers stichtten een Middenbestuur om de werking opnieuw op gang te krijgen.
Amper drie weken na de bevrijding, op 24 september 1944, rolde een nieuw weekblad van de persen: De Ronsenaar, een bundeling van krachten uit de middens van de Volksbond, de vakbonden, mutualiteiten en de kerk. Voor de financiën zorgde vooral Roger Vancaeneghem, einde de jaren dertig secretaris van Theater VTV. De nieuwe voorzitter van de Volksbond, in opvolging van de opgepakte Octaaf Goebeert, was Georges Decock. Hij vergaderde wekelijks met zijn middenbestuur dat onder meer bestond uit de onderpastoor van Sint-Hermes EH Vanhoecke, Gustaaf Depoortere, Achilles Meerschaert, Henri Boelaert, Noël Spileers en Omer Vanderguchten. Dat middenbestuur probeerde tal van praktische problemen op te lossen in die eerste naoorlogse jaren: klachten over de kwaliteit van het brood in de bakkerij van de Volksbond, discussies met brouwerij Roman, die ermee dreigde de tapinstallatie weg te halen omdat die te weinig werd gebruikt, geschillen met muzikanten, die hun instrument hadden meegenomen naar de oorlog en het niet wilden terugbrengen, juridische conflicten over onregelmatigheden met de boekhouding met gewezen leden van het vooroorlogse bestuur.
Tussen al die praktische rompslomp, poogde men ook het culturele leven weer op gang te krijgen. Onderpastoor Vanhoecke ging polsen bij Hector Van Wiele, een schoolmeester van de vakschool met kennis van toneelschikking, of hij gewestelijk propagandist wou worden voor de textielafdeling van de christelijke vakbond en tegelijk ook de nieuwe leider van de toneelbond. Hector aanvaardde de job én de nieuwe hobby.
Voor de geteisterden
Georges Demedts, ook al een schoolmeester en gewezen secretaris van VTV, nam samen met Hector Van Wiele de erfenis van Alfred Vindevogel over. De man koesterde geen grote artistieke ambities maar was de “ijverige voorzitter” die voor structuur en overzicht moest zorgen. Hij deed dat veelal en niet toevallig als ‘opgever’ met vanuit zijn souffleursbak een discrete maar scherpe kijk op de gedragingen van zijn troepen.
Het eerste VTV-bestuur organiseerde begin 1945 al “leergangen voordracht” voor jongeren en verleende zijn medewerking aan de opvoeringen op paaszondag 1 april en paasmaandag 2 april 1945 van het passiespel Het Geding van ons Heer van Paul De Mont. De opvoeringen vonden plaats in de zaal van Sancta Maria en werden gebracht door de Verenigde Katholieke Toneelgroepen van Ronse, “ten voordele van de Geteisterden”. De bedoelde toneelgroepen waren VTV, de toneelgroep Sint-Franciscus o.l.v. pater Michel, de scouts o.l.v. Gilbert Stockman (die ook Jezus speelde) en de toneelgroep Kunst Veredelt o.l.v. Maurice Gheerolfs, die Herodes speelde en ook “enkele juffrouwen had medegebracht”.
De regie was in handen van het trio Hector Van Wiele, Marc Depoortere en pater Michel. In De Ronsenaar recenseerde de piepjonge leraar Jan Verroken de voorstelling kritisch. “Tegen het eerste en tweede tafereel schenen de spelers niet opgewassen. Zij spraken graag zeer luid maar stilte blijft den achtergrond van elke kunst.” De latere volksvertegenwoordiger en burgemeester van Oudenaarde, toen leraar Nederlands aan het Gesticht Glorieux in Ronse, oordeelde ook dat “een paar onzuivere klanken in ’t vervolg moeten vermeden worden, zoals de Haagse a bij Caiphas”. De recensie verscheen op 8 april 1945 in De Ronsenaar, exact 1 maand voor het einde van de Tweede Wereldoorlog … De ene bezorgdheid is de andere niet.
Het Geding van ons Heer werd ook nog een keer opgevoerd in het Sanatorium van Heynsdaele en betekende de definitieve start van een nieuw hoofdstuk. Het eerste VTV-bestuur na WO2 bestond, naast voorzitter Georges Demedts, uit Julia Verschelden, Marc Depoortere, Gilbert Cardon, Georges Maerheyt en Robert Demedts. Ere-voorzitter, in opvolging van Jozef Dewael, was Roger Vancaeneghem, voorheen secretaris van VTV en financier van De Ronsenaar.
Terug thuis
Het definitieve einde van de oorlog op 8 mei 1945 en in de nasleep daarvan de executie van Leo Vindevogel op 25 september van datzelfde jaar, zorgde in de Volksbond voor veel commotie. Men besloot evenwel om verder te gaan met de werking, ook die van de toneelbond. Op 26 november 1945 werd het Sint-Ceciliafeest opgeluisterd met het blijspel Marelleke, dat ook nog es werd gespeeld in Heynsdaele op 3 december.
Op kerstdag 1945 was het écht zover: Theater VTV was voor het eerst sedert 13 juli 1941 onder de eigen naam terug in de eigen Volksbond met het kerstspel Kerstnacht en het blijspel De schouwveger en zijn lieveke. De recensent van De Ronsenaar, nog steeds Jan Verroken, stelde vast dat “de vroegere toneelbond ons heeft verwend: we zijn te veeleischend geworden”. Hij zag wel dat talrijke geestelijken van hoger rang aanwezig waren en concludeerde: “Mocht de eerste rij altijd door die Heren geestelijken bezet zijn, het ware een eer voor de Kristen Volksbond”.
Beide stukken werden geregisseerd door Marc Depoortere met Georges Demedts als opgever. Op spelerslijst van deze historische voorstelling: Julia Verschelden, Angèle Demedts, Armand Delbar, Marc Depoortere, Hector Van Wiele, Lucien Cornelis, Gilbert Cardon, Leon Baguet, Georges Demedts, André Deschaumes, Jacqueline Dujardin, Nelly Vanopbroecke, Jacqueline Tranoye, Jeannine Tranoy, Jeannine Baguet, Albert Flament, Desiré Cornelis, Lucien Desmytere, Robert Demedts, André Spileers, Georges Maerheyt en Adrien Vanopbroecke.
De wederopstanding was een feit en nog geen drie maanden later, op 10 maart 1946, was het tijd voor “de eerste opvoering op grote schaal”, een operette nog wel. Hoger Op werd geregisseerd door Marc Depoortere en Hector Van Wiele. Het symfonisch orkest onder leiding van, nog steeds, Maurice Flamant telde 65 uitvoerders, het zangkoor 40 uitvoerders. Julia Verschelden speelde niet enkel een hoofdrol maar zorgde ook voor het balletgedeelte. Wegens overweldigend succes kwam er een extra voorstelling op 17 maart en volgden er daarna nog es drie: twee in juni in openlucht op het kasteel della Faille in Huise (foto 1) en één in Heynsdaele. VTV had opnieuw de wind in de zeilen. Men wroette verder voor de Volksbond.
Opnieuw in eerste categorie
De toon was gezet, figuurlijk maar ook letterlijk. Theater VTV en de symfonie van de Volksbond o.l.v. de eeuwige Maurice Flamant waren met Hoger Op begonnen aan een reeks operettes die de massa naar de Volksbond lokten.
Bovendien nam men ook weer deel aan toernooien en wedstrijden. Op zondag 23 februari 1947 werd in de Volksbond Het Chineesche Landhuis opgevoerd, een stuk dat zich luidens de aankondiging afspeelt in het “geheimzinnige China, een land waarvoor wij Europeanen het hoofd moeten buigen inzake sluwheid”. Voor de prachtige “Chineesche decors” zorgde voor het eerst René Depoortere, de neef van regisseur Marc Depoortere. Voorzitter Georges Demedts was ook nog steeds opgever. De cast bestond uit Jenny Derycke, René Meerschaert, Cécile Suys, Gilbert Cardon, Julia Verschelden, Robert Demedts, Marc Depoortere, Lucien Desmytere en Georges Maerheyt. Het resulteerde in “herhaalde en uitbundige toejuichingen toen het doek voorgoed neerviel. Beroepsacteurs hadden het niet beter gedaan”. De Ronsenaar vatte het zo samen: “Dat men in die opvoering is geslaagd betekent een succes op zijn eigen, hetwelk wij graag op het actief brengen van het Bestuur van de Kristen Volksbond in het algemeen en van Voor Taal en Volk in het bijzonder.”
Bijna een jaar later, op 25 januari 1948 werd Het Chineesche Landhuis (foto 2) hernomen in het kader van het provinciaal tornooi AKVT. Richard Liveyns verving student Lucien Desmytere en Nelly Vanopbroecke werd als extra troef ingezet voor de zang. Het resultaat zorgde voor euforie: VTV kreeg van de jury 87 op 100 en werd in de eerste categorie geklasseerd.
De voorstelling van De Kathedraalbouwers op 9 mei 1948 voor de eindstrijd van de provinciale beker in KNS Gent zorgde dan weer voor frustratie, ondanks de tweede plaats en de lovende woorden. De supporters deden tijdens de voorstelling wat ze konden met “applausonderlijning en zakdoekdemonstraties” maar het mocht niet baten. De Goudbloem uit Sint-Niklaas won de beker en de conclusie in Ronse was: “Vlaanderen schijnt meer nood te hebben aan leidinggevende juryleden dan aan acteurs.”
De operettes
De trein was vertrokken en de nieuwe, jonge generatie VTV’ers stoomde van productie naar productie, zoals vanouds. Voorzitter Georges Demedts, regisseur-acteur Marc Depoortere, balletleidster-actrice Julia Verschelden, muziekchef Maurice Flamant, manusje-van-alles Hector Van Wiele: ze waren enkele van de fundamenten waarop een grote groep leden een zeer actieve werking bouwde.
Op foto 3, genomen vanop de zijbalkons van de toneelzaal, ziet u de finale van de folkloristische operette De Vergulde Nachtegaal gespeeld 30 maart en 6 en 7 april 1947.
Op foto 4 de balletten van juffrouw Julia Verschelden in actie tijdens de operette Roosje en haar minister, opgevoerd op 7 en 28 maart 1948 in een regie van Hector Van Wiele.
Foto 5 toont v.l.n.r. Richard Liveyns, Roger Haedens, Roger Cnockaert en Robert Demedts in de operette Violetta, gespeeld op 19, 20 en 27 maart en 10 april 1949. Op de uitnodigingen wordt speciaal vermeld dat de Lily Girls zullen optreden “in 2 prachtige Hindouse balletten”. De auteur, Lucien Debeir, kwam persoonlijk (en gratis) kijken en kwam woorden van lof te kort.
Hoogtepunt van de reeks operettes was Ralph Benatzky’s In ’t Witte Paard dat VTV opvoerde op 18, 19, 25 en 26 december 1949 en 8, 14 en 15 januari 1950. Er stond een massa volk op de scène en er zat evenveel volk in de uitverkochte zalen.
Op foto 6 doet regisseur-acteur Marc Depoortere een dansje met Francine Kerkhove voor het oog van de cast. Centraal vooraan: de souffleursbak van voorzitter-opgever Georges Demedts, een cruciaal element in elke voorstelling …
Spijts alle tegenkanting
Het tempo waaraan de grote producties zich tussen 1946 en 1950 opvolgden was verschroeiend. Niet alleen was de regie telkens in handen van Marc Depoortere die bovendien ook vaak zelf op de planken stond, de Kristen Volksbond verkeerde nog steeds in woelig water. Voorzitter Georges Decock en vooral medebestuurder Gustaaf Depoortere, vader van Marc, moesten vele branden blussen ten overstaan van de christelijke mutualiteit, vakbeweging en politiek maar ook tegenover de kerkelijke autoriteiten. De onafhankelijkheid van de Volksbond stond bij alle discussies voorop.
Marc Depoortere schreef naar aanleiding van de opvoeringen van In ’t Witte Paard:
“Spijts alle tegenkanting, verdachtmaking en laster zult gij onze tegenstrevers in hun gezicht mogen uitlachen en zeggen: Er is toch maar één Volksbond!”
In 1950 gaf VTV in totaal 17 optredens verdeeld over 3 operettes, 2 cabaretavonden en 4 toneelstukken. In 1951 werd er 9 keer opgetreden, waaronder 2 opvoeringen van de operette Op de Groene Weide en 2 van de operette Twee Harten in ¾ Maat (zie foto 7). Voorts stond ook Tien kleine negertjes van Agatha Christie op de affiche, goed voor 1 opvoering in de Volksbond en 1 in Heynsdaele.
VTV werd in dat jaar ook niet gespaard. In maart overleed onverwacht ere-voorzitter Roger Vancaeneghem, schoonbroer van Marc Depoortere en schoonzoon van Gustaaf Depoortere. Als erevoorzitter werd hij opgevolgd door dokter Goetgeluck. Een aantal jonge talenten uit de succesvolle operettes, ging intussen elders hun levensgeluk beproeven en verliet de groep. De activiteitenkalender werd minder druk.
Woelige tijden
Het waren ook zeer woelige politieke tijden. Niet enkel de nasleep van de Tweede Wereldoorlog zorgde voor slepende conflicten. De Belgische politiek kende eind de jaren ‘40 en tot diep in de jaren ‘50 ook zware conflicten als de Koningskwestie en de Schoolstrijd waarin katholieken, socialisten en liberalen soms lijnrecht tegenover elkaar stonden, letterlijk en figuurlijk. En dan kreeg Ronse er nog de taalkwestie bovenop. Moeilijke grond om cultuur te laten in gedijen.
Voor kerst 1952 greep VTV daarom terug naar een vrolijke kaskraker met geroutineerde spelers: Paradijsvogels van Gaston Martens (foto 8). Er werden drie voorstellingen gespeeld, waarvan 1 in januari 1953. In dat jaar noteerde men in totaal 7 optredens verdeeld over 5 verschillende stukken. De repetities voor de productie Oorlog aan de Vrouwen op 6 december 1953 startten welgeteld vijf dagen voor de première. Gilbert en André Cardon, Marc Depoortere en Georges Maerheyt waren de helden met dienst… En dan moesten diezelfde vier op 20 december 1953 ook nog opdraven voor Het Dorp der Mirakelen …
Tijd om te grijpen naar de succesformule van de operette. De Vogelhandelaar speelde tussen 14 maart en 4 april 1954 voor vijf volle zalen. Het trio Marc en René Depoortere en Maurice Flamant kreeg dit keer Lily Demunter naast zich voor de balletten en de ruime cast verenigde ervaring en nieuw bloed (foto 9).
Daarna werd het weer stil, tot in het weekend van Allerheiligen 1954 werd uitgepakt met Wolven een drama van Romain Roland dat zich afspeelt ten tijde van de Franse Revolutie. Een paar VTV-kanonnen stonden samen op de scène in een regie van Marc Depoortere. Op de foto 10 herkent u v.l.n.r. Roger Cnockaert, Elien Cardon, Daniël Beghin, Marc Depoortere, Roland Messiaen, Gilbert Cardon, Paul Vandenhoecke en Marcel Dekeyser.
Op Kerstmis 1954 werd de traditie hoog gehouden en speelde VTV Een Kindeke is ons geboren, op Pasen 1955 bracht men De doden betalen geen belastingen. Het seizoen daarop gebeurde hetzelfde met de herneming op kerstdag 1955 van Ketty liegt nooit (uit 1940) en op 1 april (Pasen) 1956 Mama’s Kind (uit 1942). Het zouden de laatste producties worden van een intense en drukke periode onder het voorzitterschap van Georges Demedts. In 1957 stonden er werkzaamheden aan de toneelzaal op de agenda. Een gelegenheid voor de ijverige en bescheiden voorzitter om zijn functie neer te leggen en voor VTV om op zoek te gaan naar nieuw bloed. Het bilan van de naoorlogse jaren was meer dan positief. En de creatieve motor van de vereniging, Marc Depoortere, was nog lang niet leeg gespeeld.
Wat voorafging:
1912-1941: van de ene oorlog naar de andere
1941-1944: het Stadstooneel
En zo gaat het verder:
1956-1965: Roberte en Marc Depoortere
1965-1971: de zoektocht
1971-1975: de plaats van VTV in de Volksbond
1975-1977: De breuk
1977-1980: altijd zonneschijn
1980-1983: de laatste fase?
1983-1989: Damien
1989-1991: Kortsluiting
1991-1993: schudden en beven
1993-1995: naar eerste categorie
1995-1997: Er moet iets gebeuren
1997-2001: het einde van de Volksbond
2001-2005: en de verovering van Nederland
2005-2009: het komt ook altijd allemaal toope
Heb je al tickets voor de toekomst?
Copyright 2020 Theater VTV Ronse | Privacy | Zonnestraat 27 | 9600 Ronse | info@theatervtv.be